Volgens de Verenigde Naties is biodiversiteit “de verscheidenheid aan leven op aarde, waaronder de variatie binnen soorten, tussen soorten en van ecosystemen.” Dat klinkt misschien ingewikkeld, maar je kunt het vergelijken met een Jenga-toren.

Elke soort – van mier tot eik – is een blokje. Hoe meer blokjes, hoe steviger de toren. Haal je er te veel uit, dan wordt de toren wankel en stort hij uiteindelijk in. Zo werkt het ook in de natuur.

Neem bijvoorbeeld de hazelworm, een pootloze hagedis die leeft in halfopen landschappen zoals heide, bosranden en oude graslanden. Door verdroging, verstedelijking en het verdwijnen van struiken en ruigtes heeft deze soort het steeds moeilijker.

Gelukkig kan iedereen iets doen. Wie een tuin heeft, kan bijvoorbeeld kiezen voor inheemse planten, bladeren laten liggen in de herfst, of een rommelhoekje maken met takken en stenen. Zo help je insecten, egels en andere dieren, zoals de hazelworm, om te overleven.

Want hoe meer soorten je de ruimte geeft, hoe stabieler en gezonder de natuur blijft – net als een sterke Jenga-toren.